Richard Wagner

Siegfried Idyll
Op Eerste Kerstdag 1870 kwam een kleine groep musici samen in het trappenhuis van Wagners huis Triebschen. Cosima, Wagners vrouw, ontwaakte om het mooie cadeau voor haar 33e verjaardag te horen – dat oorspronkelijk Triebschen Idyll heette. Deze romantische compositie is een onverwacht intiem stuk van een componist die vooral bekend was door zijn grandioze opera’s. Het stuk viert Wagners privé-geluk: zijn huwelijk, de geboorte van zijn zoon Siegfried, en het componeren van de opera Siegfried. Het stuk werd hernoemd tot Siegfried Idyll toen de familie Wagner besloot hun privé-muziekcollectie uit te laten geven.
Edouard Lalo

Symphonie espagnole
Edouard Lalo volgde in Lille viool- en cellolessen voordat hij ging studeren aan het Parijse conservatorium. Later componeerde hij, gaf les en speelde kamermuziek, maar het zat hem niet mee. Hij kreeg zijn muziek niet uitgevoerd of uitgegeven en uiteindelijk hield hij helemaal op met componeren. Aangemoedigd door zijn nieuwe vrouw begon Lalo in 1865 weer te componeren, en als begin-vijftiger brak hij door met de Symphonie Espagnole, door Debussy ‘een meesterwerk van ritme en kleur’ genoemd. Lalo werd onder andere geïnspireerd door de Spaanse vioolvirtuoos Pablo de Sarasate; het stuk zou Sarasates persoonlijkheid weerspiegelen: vervuld van lyriek, humor en een zekere vurigheid.
De Symphonie Espagnole is geen echte symfonie, noch een traditioneel vioolconcert, maar eerder een soort suite, vooral door het gebruik van dansritmes. Het openingsdeel begint met een ritme van duool gevolgd door triool, wat de muziek een typisch Spaans tintje geeft. Het scherzando van deel 2 is gekruid met hetzelfde seguidilla dansritme als de beroemde aria uit Carmen, met de viool hoog zwevend boven de pizzicati in harp en strijkers. Het afsluitende Intermezzo is overtuigd in flamenco-stijl.
César Franck

Symfonie in d-klein
César Franck werd geboren in Luik, in Wallonië. Op 11-jarige leeftijd maakte hij zijn eerste tournee als pianovirtuoos. Twee jaar later verhuisde het hele gezin naar Parijs zodat hij daar aan het conservatorium kon studeren. Zijn vader wilde dat César concertpianist zou worden, maar zijn liefde voor het orgel was groter. Hij was een religieus en in zichzelf gekeerd man; een gerespecteerde orgelprofessor aan het Conservatoire, bekend om zijn glorieuze orgel-improvisaties. Bijna al Francks beste en bekendste werken ontstonden in zijn latere leven. Er is gesuggereerd dat de verschuiving van ernstige religieuze composities naar een meer romantische, sensuele stijl samenhing met zijn hevige verliefdheid op een vroegere compositiestudente, Augusta Holmes.
Hij voltooide zijn Symfonie in D op zijn 64e. Bij de première in 1869 werd het stuk koel ontvangen, er rezen vragen of het wel gepast was de Engelse Hoorn een solo te geven! Tegenwoordig hoort de symfonie tot het symfonische standaardrepertoire. Franck toont zich in elk van de delen op de toppen van zijn kunnen. De symfonie is bepalend voor de ontwikkeling van de cyclische vorm, waarin motieven van een deel door de hele verdere symfonie te horen zijn.
Het groots opgezette eerste deel is in sonatevorm, openend met een motief van 3 noten dat verwijst naar Beethovens laatste strijkkwartet. Na de tergend langzame inleiding neemt het een vlucht met een energiek Allegro non troppo dat dezelfde drie noten gebruikt. Dit motief wordt door ver uiteenlopende toonsoorten geweven. Het tweede deel is een soort mengvorm van langzaam deel en scherzo. Het opent met getokkelde harp en strijkers voordat de Engelse Hoorn zijn klaaglijke melodie begint. De Finale begint vreugdevol en opgewekt. In de Coda keert de symfonie terug naar haar begin door het thematische materiaal van de hele symfonie te recapituleren.